Van recept naar medicijn
1. Als u bij de apotheek komt, geeft u het recept aan een apothekersassistent. Meestal heeft uw arts het recept al naar de apotheek gestuurd. De apothekersassistent stelt soms aanvullende vragen. Als u vragen hebt, kunt u die stellen aan de apothekersassistent.

2. De apothekersassistent voert de gegevens in uw patiëntendossier in. Zij controleert de voorgeschreven medicatie, dosering en wisselwerking met medicijnen die u al gebruikt.

3. Soms is er extra deskundigheid nodig. De apothekersassistent raadpleegt de apotheker of het medicijn kan worden meegegeven.

4. Zo nodig , neemt de apotheker contact op met uw huisarts of specialist.

5. De apotheker legt eventuele aanpassingen vast in uw medicatiedossier in de computer.

6. Het etiket van het medicijn wordt afgedrukt.

7. De apothekersassistent pakt het medicijn.

8. Soms is het nodig dat een medicijn speciaal voor u in de apotheek moet worden gemaakt of aangepast. Meestal kost dit te veel tijd om op te wachten. U kunt dan op een later tijdstip uw medicijnen komen ophalen.

9. Het medicijn wordt voorzien van een etiket. Hierop staan uw gegevens en hoe u het medicijn moet gebruiken. Soms wordt er een waarschuwingssticker bij geplakt.

10. Met de barcodescanner controleert de apothekersassistent of het juiste medicijn is gepakt.

11. Een collega controleert of het recept, de ingevoerde gegevens en het geneesmiddel kloppen.

12. U ontvangt het medicijn. De apothekersassistent adviseert u over het gebruik, de werking en eventuele bijwerkingen.

13. De apotheker controleert elke dag alle recepten.
